» Welkom
» Totstandkoming
» Synopsis
» Levensbeschrijving
» Sponsors
Met Bonifacius wilde Stichting RIXT de mogelijkheden onderzoeken voor uitvoering van een scenisch oratorium. Met de makers Henk Alkema, Peter te Nuyl, Mirjam Grote Gansey en Annett Andriesen is gekeken naar ontwikkeling in deze vorm. Als structureel uitgangspunt dachten de makers aan het scenisch oratorium in de Händel-traditie of de opera/oratorium vorm die Strawinsky heeft toegepast. Dit zou dan de mogelijkheden bieden om dieper op de themata in te gaan, zonder de dwang van de handeling en de spanning die zich dan op zou kunnen dringen.
Teksten kunnen naast een handelingsmotief ook een zuiver bespiegelend karakter hebben. Deze gespeelde werkelijkheid biedt meer mogelijkheden voor uitvoering. De makers wilden het drama niet alleen in Friesland situeren, maar het meer als een Europees drama beschouwen. De Iro-Schotse zending contra Rome. Bonifatius die als Angelsaks in Duitsland en Friesland werkt. Friesland speelt dan niet alleen een belangrijke rol omdat B. hier "toevallig" vermoord is, maar ook omdat Friesland hier wordt gepresenteerd als een stevig bolwerk van heidense spiritualiteit. Of dat historisch juist is, is van minder belang dan het feit dat het dramatisch interessant is. De heidense (lees: niet christelijke) spiritualiteit is in de huidige ontkerkende samenleving een belangrijk nieuw denkraam aan het vormen.
Dit deed het idee ontstaan dat in het stuk zeker meerdere talen door elkaar zouden kunnen worden gesproken: Fries, Engels, Duits en Latijn. Uiteindelijk zijn het zeven talen geworden.
De Engelse priester Bonifatius moest niet alleen het heidendom bestrijden, maar tegelijk de gewoonten van de Iro-Schotse zending uitroeien. Deze was de eerste Christelijke, niet Rooms-katholieke zendingsgolf die over Europa spoelde. Het Heidendom en dit oorspronkelijk Christendom konden zonder problemen naast elkaar bestaan.
Bonifatius is twee keer in Friesland geweest. De eerste keer in 716 en de tweede keer omstreeks 752-754. Hij werd vermoord in 754 bij Dokkum, hoewel andere bronnen vermelden dat het Duinkerken is geweest. In de periode tussen de twee bezoeken was hij zeer actief in het roomse kerkelijk leven. Hij werd een belangrijk man in de Roomse Kerk en zijn geloofsijver werd alom geroemd.
Wonderlijk is dat hij het leven ervoer als een kwelling en voortdurend uitzag naar het eeuwige hemelse verblijf. Toen, vlak voor zijn dood, de heidenen op hem afstormden verbood hij zijn getrouwen om hem te beschermen. Zowel hij, als zijn metgezellen, werden om het leven gebracht. Zijn hang naar de eeuwigheid was voor hem belangrijker dan de levens van zijn getrouwen en zijn dood ontnam hem de mogelijkheid om nog wat meer heidenen te kerstenen.
Op deze eerste, niet erg succesvolle, kersteningtocht door Friesland ontmoet hij een plaatselijke "heidense" Hogepriesteres, die hem de onzinnigheid van het christendom uitlegt en hem een overrompelende verlichtingservaring bezorgt. De ontmoeting is de bijl aan de wortel van zijn geloof. Als reactie stort Bonifatius zich in een obsessieve bekeringsdrift in heel Europa. Aan het eind van zijn leven keert hij terug naar Friesland. Niet, zoals de geschiedschrijving wil, om de Friezen alsnog te knechten onder het Kruis, maar om nog een keer de Hogepriesteres te zoeken. Hij vindt haar bij Dokkum en loopt recht in de speren der heidenen om opnieuw het Licht te kunnen zien. Vlak voor zijn dood ziet hij nog eenmaal de hogepriesteres. Roerloos staat zij naast de laatste heilige eik. Dan treft hem het verlossende zwaard.
Er zou een side-line moeten komen, bijvoorbeeld een love-affair tussen de bediende van Bonifatius en de dochter van de friese koning Radboud. Romeo en Julia in Friesland!!
Henk Alkema, september 2001 ©
De eerste opzet van het muziekdrama Bonifatius is van de hand van componist Henk Alkema. Vanuit een "quick-scan" van Bonifatius' leven kwam Alkema op het hiervoor beschreven dramatisch gegeven. De uitgezette lijnen zullen zeker nog worden bijgeschoord, maar van een aantal van Alkema's uitgangspunten kan ik al wel stellen dat ik die op mijn eigen wijze zal overnemen.
1. De confrontatie tussen Rooms-katholieke christendom en heidendom. De parafrase (het is nog nadrukkelijk geen tekst) die Alkema geeft van het standpunt van een heidense "Hogepriesteres" is mij uit het hart gegrepen. Op die wijze wordt een historische confrontatie van dorre kost tot een zeer moderne dialoog over zingeving en tolerantie (om een zeer diepgravend thema maar eens tot twee modewoorden terug te brengen). Ook het feit dat het Rooms-katholieke christendom een uitvinding is van ver na Christus en het alleenrecht op de Verlosser toen al volstrekte zelfoverschatting was, spreekt me zeer aan. Het doet denken aan de unieke scène tussen de teruggekeerde Jezus en de Grootinquisiteur uit Dostojewsky's Gebroeders Karamazov.
2. Impliciet lees ik in Alkema's tekst de neiging het drama niet louter te situeren in Friesland, maar het te zien als een Europees drama. De Iro-Schotse zending contra Rome. Het gnostisch christendom, dat dicht tegen de heidense religies lag, tegenover de groeiende macht van de Roomse Kerk, welks machtsstreven een rechte voortzetting was van het Romeinse Keizerrijk. Friesland speelt dan niet alleen een belangrijke rol omdat Bonifatius daar "toevallig" vermoord is, maar omdat Friesland hier wordt gepresenteerd als een stevig bolwerk van heidense spiritualiteit. Of dat historisch juist is, is van minder belang dan het feit dat het dramatisch interessant is. Niet in de laatste plaats omdat de heidense (lees: niet-christelijke) spiritualiteit in de huidige ontkerkende samenleving een belangrijk nieuw denkraam aan het vormen is.
Het doet het idee ontstaan dat in het stuk diverse talen door elkaar gesproken kunnen worden. En dat op zichzelf roept weer associaties op met de toren van Babel. Ook daar desintegreerde de collectieve menselijke geest, omdat er een poging werd gedaan het onbereikbare binnen menselijke grenzen te vatten.
3. Dat Alkema de zendingsdrift van Bonifatius, zijn onblusbare Roomse vuur, zijn niet aflatende kerkenbouw, zijn workoholisme tot op hoge leeftijd, verklaart uit twijfel, lijkt mij een goede dramatische ingreep. Het is een boeiend karakterologisch en dramaturgisch punt dat zijn heidense godservaring onder leiding van de Hogepriesteres en zijn toenemende twijfel over de praktijken van de r.k.-kerk juist geleid zouden hebben tot een extreem tegenwicht in een obsessieve geloofsijver. Dat maakt deze bijna heilige weer tot mens.
4. In een scène waarin Bonifatius op het punt staat de Friese koning Radboud te bekeren, vraagt Radboud of hij in de hemel ook zijn voorvaderen zal terugzien. Als B. daar ontkennend op antwoordt ziet Radboud van de kerstening af.
Of een zijplot met een verboden liefde tussen de dochter van Radboud en iemand uit het gevolg van B. niet te gezocht is en te voorspelbaar is, moet worden onderzocht.
Zeker is dat twee wereldlijke (profane) elementen die Alkema op deze wijze introduceert van belang zijn en een plaats in het stuk moeten krijgen.
a. De wereldlijke macht die, of hij wil of niet, bij religieuze en zingevingvraagstukken wordt betrokken. In feite een zeer eigentijds thema (hoewel, of juist omdat het in de huidige vaderlandse politiek als non-item wordt afgedaan).
b. De liefde en de lust, die als dagelijkse drijfveren veel belangrijker zijn dan de eeuwige doelen, maar daarmee misschien niet zozeer in dialectisch conflict staan als de rechte Christen denkt.
5. Uit een gesprek met Henk Alkema over zijn compositorische uitgangspunten voor dit stuk kwam naar voren dat hij de verlichtingservaring die B. onder begeleiding van de Hogepriesteres ondergaat niet zozeer met visuele theatrale middelen gerealiseerd ziet, maar vooral wil laten horen, door een allesomvattend gong-gezoem. De Nada-Brahma, de oerklank van de kosmos. Waar het westerse woord verlichting geheel focust op een visuele ervaring, verkiest de componist het oor als meest geschikte zintuig om een echo van de Eeuwige op te vangen. Muziek, klank wordt daarmee tot een thema van het muziekdrama zelf. De Paus zelf zal in een onderhoud met Bonifatius de muziek verbieden. Want de trillingen die ontstaan bij het luisteren naar, laat staan bij het zingen van Gregoriaans zijn fysieke trillingen en kunnen leiden tot onwelvoeglijke, al te profane sensaties.
Tenslotte: jaren geleden, toen ik Dokkum binnenreed, zag ik daar een enorm billboard met de tekst:
DOKKUM - MOORDSTAD.
Geen Fries ligt er nog van wakker, maar de moord op Bonifatius in 754 te Dokkum heeft Friesland in de vaderlandse geschiedenis toch een zeker barbaars imago gegeven. In een wereldbeeld dat wordt vormgegeven door een sterk gevoel voor goed en kwaad, in een decade die overloopt van de historische excuses, kan een doordenkende Fries in ernstige gewetensnood komen. Trots op Radboud, schaamte voor de moord te Dokkum. Dit stuk breekt met dat dialectisch wereldbeeld. Het laat zien dat trots en schaamte beide overbodig zijn.
Peter te Nuyl, september 2001 ©